Kuieren door het dorp 5

Kuieren door het dorp 5

Kerkplein

  St.-Laurentiuskerk

Op deze foto van 2 augustus 1910 is de kerk al enkele meters verplaatst.

Aan het kruispunt van de Hoogstraat en de Kapelstraat bouwde de graaf van Loon de eerste Sint-Laurentiuskerk, waarschijnlijk in het begin van de 13de eeuw. In 1231 verkocht de graaf de tienden (een belasting om de kerk en de eredienst te onderhouden) en het patronaat (het recht om de pastoor te benoemen) van de parochie aan de abdij van Herckenrode, waarna de abdis de volgende 564 jaar onze kerk beheerde.

Nadat die vroegere kerk rond 1365 in een oorlog om het graafschap Loon door troepen van de Luikse prins-bisschop vernield werd, heeft het wel honderd jaar geduurd eer de huidige kerk klaar was.

De kerktoren was bezit van de gemeente en zij droeg daarvan alle onderhoudskosten, want hij diende ook als toevluchtsoord voor de Bocholtenaren als er stropende troepen passeerden. Bovendien werden in de toren de gemeentekas en het gemeentelijk archief bewaard in zware eiken kisten, de ‘schepenkompen’. De ‘banklok’, een van de torenklokken waarmee gecodeerde boodschappen over het hele Bocholter grondgebied konden verstuurd worden, was ook zaak van de gemeente.

Voor het onderhoud van de kerk bestond er een kerkbelasting, de ‘tienden’: iedereen moest daarvoor één tiende van zijn graanoogst afstaan. De pastoor had recht op één derde van die tienden en moest daarvoor o.a. het koor onderhouden.

De abdis van Herckenrode moest met twee derde van de tienden het schip van de kerk onderhouden. Dat deed ze niet altijd even bereidwillig. Toen op paasmaandag 1606 door een orkaan de torenspits afbrak en het gewelf van het kerkschip vernielde, heeft Bocholt 120 jaar moeten aandringen eer de abdis dat gewelf in zijn oorspronkelijke staat herstelde.

De oostelijke galmgaten van de kerktoren herinneren ons aan die storm: ze werden niet in hun oorspronkelijke vorm maar met een opvallende rondboog gereconstrueerd.

In 1910 haalde Bocholt de wereldpers. Door de grote bevolkingstoename was de kerk te klein geworden. De kerk verbreden of vergroten aan de koorzijde was niet mogelijk en de 500 jaar oude toren mocht ook al niet afgebroken worden.

Onder leiding van de Amerikaanse ingenieur Weiss en de Italiaanse aannemer Morglia krikten de Bocholtenaren hun kerktoren 2 cm los van zijn funderingen en verplaatsten hem 9,4 m.

Hiervoor gebruikten ze ‘kattenkoppen’ (vijzels). Er waren 256 vijzels nodig om de 2600 ton zware toren op te heffen. De klus was in acht dagen geklaard. De kerk werd op die manier met 9,4 m vergroot. Dat is nog goed zichtbaar in het buitenmetselwerk tussen de kerktoren en het portaal. Een huzarenstukje waardoor de Bocholtenaren trots de bijnaam van ‘Torenkruiers’ mogen dragen.

In de kerktoren werd een klein museum over de torenverplaatsing ingericht dat op afspraak te bezoeken is.

De Bocholtenaren kwamen ontzet naar hun geruïneerde kerk kijken in september 1944.

Op 13 september 1944 staken terugtrekkende Duitse troepen de kerk in brand. Er was enorme schade aan het gebouw en enkele kostbare beelden en het orgel gingen verloren.

Begin oktober 1950 begonnen de herstellingen en op paaszaterdag 1953 werd de kerk opnieuw in gebruik genomen.

Het kerkgebouw heeft de typische kenmerken van een Maaslandse dorpskerk, met kapitelen van gestileerde bladeren op kalkstenen zuilen. De toren is opgetrokken in mergelsteen aan de binnen- en buitenzijde. De spouwen van die dikke torenmuren zijn opgevuld met veldkeien.

De kerk bezit een groot aantal waardevolle beelden en mooi barok kerkmeubilair. Een schitterend Antwerps Mariaretabel, een zeldzaam 2,5 m hoog Kristoffelbeeld, en een geelkoperen sacramentstoren, alles uit de eerste helft van de 16de eeuw, zijn opgenomen in de lijst van het Vlaams topstukkendecreet.

De kerk is dagelijks toegankelijk van 10u00 tot 17u00.

 

De Speul

Vanaf ‘de Sprink’, een brongebied dat oorspronkelijk bij de Damburg hoorde, loopt ondergronds de Dorperbeek langs de Reppelerweg rond de kerk, langs de Kaulillerweg en de vroegere melkerij (nu het winkelcentrum), waar ze samenloopt met de Kallerbeek. Zo loopt ze verder naar de Hoogstraat waar ze samenkomt met de Goolderbeek, vervolgens duikt ze als Lechterrietbeek onder het kanaal en loopt ze naar de Lossing bij de grens met Weert. Ze voedde vroeger de slotgracht van de Damburg en de grachten rond de winning Van den Steen en de pastorij. Ze werd later erg vervuild door het afvalwater van de brouwerij en de melkerij, maar dat is gelukkig verleden tijd.

Vóór de Dorperbeek begin vorige eeuw gedeeltelijk overdekt werd, gingen de kerkgangers over een brugje naar de kerk en naar het ommuurde kerkhof dat rond de kerk lag. Er lagen ook brugjes aan het begin van de huidige Kaulillerweg bij de rotonde. Die Kaulillerweg bestond toen nog niet, het was een voetpad dat naar de Hoogstraat en de Kallerstraat liep. Het werd verbreed en verlengd tot een nieuwe verbindingsweg tussen Bocholt en Kaulille in 1910.

Bij de overwelving van de beek werden er vóór en achter de kerk drie toegangstrappen naar de beek gemaakt die door de dorpsbewoners o.a. gebruikt werden om hun was te spoelen. Die werden in Bocholt daarom “speul” genoemd. De ene lag op de plaats waar nu het koperen beeld van de wasvrouw staat, de tweede bij de huidige sacristie en de derde op de plaats aan de rotonde waar de Kaulillerweg begint. De tweede verdween bij de torenverplaatsing in 1910.

Op de twee foto’s van rond 1900 zie je nog de kerkhofmuur en iets van de twee ‘speulen’ die voor de kerk lagen. Bij de eerste hangt er was te drogen op de balustrade, bij de tweede zie je de balustrade van de speul achter de auto van brouwer Martens.

 

Vanaf 1958 werd het Kerkplein aangelegd. Daardoor verdween het oude pittoreske pleintje met de woningen en de bomen die aan de voet van de kerktoren lagen, en werden er nieuwe woningen rond een groot geasfalteerd plein gebouwd. In 1994 werd het Kerkplein heraangelegd en verdween ook de laatste ‘speul’. Op die plaats staat sinds 2004 het beeldje van de wasvrouw.

 

In 1937 zag ons Kerkplein er zo uit. De motoren stonden klaar voor de Kristoffelwijding die sinds 1931 elk jaar plaats heeft op de laatste zondag van juni.

 

 

 
 
 
 
 

 

 

 

 

Brouwerij Martens (Dorpsstraat 30)

Het Brouwerijmuseum (Museum van de Vriendschap) is de bakermat van Brouwerij Martens. Er was al een brouwerij, lang voor het in 1758 aangekocht werd door Adriaan Geerkens, die er bier brouwde en herberg “in de Star” uitbaatte. Zijn achterkleinzoon P. Frans Martens bracht 100 jaar later de brouwerij over naar de overzijde van de straat.

In twee en een halve eeuw groeide hier het familiebedrijf Martens uit tot een van de grootste brouwerijen van België.

Sinds 2007 draait op het industrieterrein Kettingbrug in Kaulille volcontinu een brouwerij en een afvullijn met export naar vele delen van de wereld.

De brouwzaal met de grote roodkoperen bierketels aan het begin van de Reppelerweg werd gebouwd in 1936, de nieuwere brouwzaal ernaast met de inox ketels in 1990.

Het tegenovergelegen café ‘de Bierketel’ was oorspronkelijk de slagerij van Henri Stroëp (Geunis-Hoogsteyns). In 1978 werd het een café.

Zicht op brouwerij Martens vanuit de kerktoren, ca 1940